In het grote wij-land Daar ben ik En in mijn zijn Fluistert heel mijn hart: ‘Er is geen vrij Geen ik Er is geen tegen Er is geen mee Er is geen wij óf zij Geen samen óf alleen Geen één óf twee Er is geen ja óf nee’ In het grote wij-land Is alles symbiose Een angstkramp in de massa? Massa-angst-psychose? Of Gnosis, dat keer twee Of toch een dwangneurose? Van verlangen naar plezier? De stap uit onze drie-eenheid Een sprong naar stevig vier? Wat ik voorvoel is echt Iets gaat om ons heen Dat sluitend er wil staan Is het zo groot? Dat het niet zichtbaar is? Onttrokken aan het oog? Dat is in dit wij-land Mijn nu voorvoelde pijn: Zullen we zo opgesloten zijn? In mijn kleine ik-land Met mijn hart dat warmte fluistert Hoop ik dat iemand in dit lawaai Heel zachtjes met mij luistert: ‘Er is geen vrij Geen ik Er is geen tegen Er is geen mee Er is geen wij óf zij Geen samen óf alleen Geen één óf twee Er is geen ja óf nee’ In dit land waar we verworden Tot een kaalgeplukte ‘ik’ Hier heerst de kracht van tegen In dit geheel Is de ruimte tussen ons Sterker dan gedacht Een ruimte die niet te breken is Met geen enkele macht De tijd zal mij leren Hoe hier mee te zijn De tijd zal ons leren Hier in mee te gaan In de simpelste vorm: Ik met jou
In het wij-land